Bas Broekhuizen

Online nieuws is doorgeefnieuws

2009-03-17 | De Nieuwe Reporter

Where were you when JFK was shot? Wereldwijd moet de vraag ontelbaar keer zijn gesteld. En beantwoord, want iedereen die oud genoeg is weet – net als Lou Reed – nog precies waar hij was op 22 november 1963. De verankering van de moord op Kennedy in het individuele geheugen is het archetype geworden van wat psychologen een flashbulb memory noemen, een zeer gedetailleerde herinnering aan een schokkende gebeurtenis. Een recenter voorbeeld is de collectieve flitslichtherinnering aan 11 september 2001.

Hoe cru het ook klinkt, tragische gebeurtenissen als de aanslag op Kennedy zijn een goudmijn voor wie meer wil weten over de invloed van de media. Al snel na That day in Dallas werd uitgebreid onderzoek gedaan naar de verspreiding van het nieuws. Niet de vraag waar men was toen JFK werd vermoord stond centraal, maar hoe men daarvan hoorde. De resultaten waren verrassend: De helft van de respondenten vernam het nieuws via radio of televisie, de andere helft – veel meer dan verwacht – hoorde over de aanslag van anderen. De krant speelde geen enkele rol.

Crash

Welke invloed heeft de komst van het web op de verspreiding van nieuws? In 2001 nog weinig. Uit onderzoek onder 180 Amerikaanse studenten blijkt dat maar 2 procent van hen via het web vernam van de aanslagen op het Pentagon en het World Trade Center. Verder was de verdeling hetzelfde als bij de moord op Kennedy: ongeveer de helft hoorde het nieuws op radio of tv, de rest van anderen.

Maar inmiddels zijn we ruim zeven jaar verder. Zou de rol van het web zijn gegroeid, bijvoorbeeld bij de verspreiding van het nieuws over de vliegtuigramp bij Schiphol? Navraag bij 35 Leidse studenten laat een vertrouwd beeld zien voor radio en televisie, respectievelijk de bron voor 7 en 10 studenten. Samen ongeveer de helft. Van de andere helft hoorden er 11 over de crash in gesprekken met anderen. Een relatief grote groep van 7 studenten las het nieuws op het web.

Anekdotisch bewijs natuurlijk, maar de verleiding is groot te veronderstellen dat de verspreiding van nieuws via het web ten koste is gegaan van verspreiding van mond tot mond. Die gedachte lijkt logisch: door de komst van (mobiel) internet hebben veel meer mensen dan in de jaren zestig de hele dag door direct toegang tot de media. Elkaar het nieuws doorvertellen is dus niet meer nodig. Zou je zeggen. Maar wat doen we als we op ons weblog verwijzen naar een krantensite? Als we een linkje posten op Twitter, of een bookmark op Delicious? Waartoe dienen sites als Digg en StumbleUpon? We wijzen elkaar op het web de hele dag door op interessante berichten. Online nieuws is doorgeefnieuws.

Nieuwswolk

Misschien is er dus toch niet zoveel veranderd sinds de jaren zestig. Volgens de wetenschappers die de berichtgeving over de moord op Kennedy onderzochten, geven we nieuws door als we denken dat het voor iedereen belangrijk is om te weten (zoals de moord op een politiek leider) of als we denken dat de ander bijzonder geïnteresseerd is in een bepaald onderwerp. Precies hetzelfde zie je bijvoorbeeld op Twitter. Er wordt verwezen naar groot nieuws (bloedbad in Winnenden, terreurdreiging in Amsterdam) of naar berichten over heel specifieke onderwerpen, kennelijk vanuit de (correcte) gedachte: wie mij volgt, deelt ook mijn interesses.

Hoe nieuws zich op het web verspreidt, al dan niet via verwijzingen op weblogs of binnen sociale netwerken, is nog een groot vraagteken. Reden voor het Berkman Center for Internet & Society om een database op te zetten waarin automatisch berichten van honderden (Engelstalige) weblogs en nieuwssites worden opgeslagen en ontleed. De data in deze Media Cloud kunnen door iedereen worden doorzocht en gevisualiseerd. De website is pas net in de lucht, maar de initiatiefnemers hebben hoge verwachtingen van het onderzoek naar de mediawolk.

De economisch zo geplaagde kranten hebben geen tijd om op de resultaten van dat onderzoek te wachten. Zij doen er alles aan om hun eigen rol bij de verspreiding van het nieuws op het web te vergroten. The Guardian stelde afgelopen week – in navolging van The New York Times – zijn database open voor programmeurs. Wie wil, kan de berichten van de Britse krant voortaan gebruiken voor eigen, commerciële toepassingen. Voorlopig levert het vooral een hoop mooie plaatjes op, maar op termijn zou het een overlevingsstrategie kunnen zijn: de krant als platform.

Overigens hoeven die kranten zich ook weer niet al te grote zorgen te maken. Mocht zich in het jaar 2019 een gebeurtenis voordoen die de wereld schokt, dan is de kans groot dat dat nieuws zich vooral verspreidt via het aloude dagblad in een hypermodern jasje. Als het aan Microsoft ligt tenminste:

(Dit stuk verscheen ook op De Nieuwe Reporter)