Bas Broekhuizen

Genres

2009-04-19 | Handleidingen

Hieronder vind je van de meest gangbare journalistiek genres op het web een korte beschrijving. Per genre is een checklist toegevoegd die je kunt gebruiken om je eigen producties te evalueren. Veel meer informatie is te vinden in het Basisboek journalistiek schrijven van Henk Asbreuk en Addie de Moor.

Nieuwsbericht

Dit is het kortste journalistieke genre, variërend van 1 tot 3 alinea’s. Doel is om de lezer feitelijk, duidelijk, nauwkeurig en bondig te informeren over een nieuwsfeit. Een nieuwsbericht behandelt slechts één onderwerp. De inhoud ervan beantwoordt de vragen: Wat is er gebeurd, wie deed het, waar, wanneer, waarom en hoe? (De 5W’s plus H).

Het nieuwsbericht kent een vaste opbouw. De kop bevat het nieuws, de lead (eerste alinea) sluit daarbij aan en de andere alinea’s bevatten steeds minder belangrijke informatie. Je moet de tekst kunnen ‘oprollen’. Op internet voorzie je je bericht van relevante links.

Checklist

  1. bevat de kop het nieuws?
  2. is de kop kernachtig?
  3. sluit de lead aan bij de kop?
  4. staat het nieuws in de lead?
  5. bevat de lead enkele W’s?
  6. is de inhoud duidelijk?
  7. is de inhoud feitelijk?
  8. wordt het nieuws uitgewerkt?
  9. blijft de tekst beperkt tot één onderwerp?
  10. zijn er alinea’s?
  11. is er een brug van lead naar eerstvolgende alinea?
  12. is het verband tussen alinea’s onder woorden gebracht?
  13. is de tekst van onder af in te korten? (oprolbaar)
  14. is het woordgebruik niet te moeilijk?
  15. zijn de zinnen niet te lang?
  16. is er variatie in zinsbouw, staat wat het accent moet krijgen, voorop?
  17. staan er witregels tussen de alinea’s?
  18. zijn er relevante links?

Achtergrondverhaal

Achtergrondverhalen gaan nader in op het hoe en waarom van het nieuws. Je laat verbanden zien, beschrijft hoe iets heeft kunnen gebeuren, laat een deskundige uitleggen hoe het werkt of laat deskundigen met elkaar in discussie gaan of plaatst een zaak in historisch perspectief. Cruciaal is dat het geen betoog van de journalist wordt maar dat je de bronnen het verhaal laat vertellen. Daarbij geldt: één bron is geen bron, hoor en wederhoor, check en dubbelcheck.

De vorm is anders dan bij een nieuwsbericht. In de intro maak je de lezers nieuwsgierig en zet je ze in de basisuitspraak op het spoor van het verhaal. Daarna rol je je verhaal uit. Dat kan op verschillende manieren: chronologisch, thematisch of causaal. Heldere, korte alinea’s die onderling duidelijk zijn verbonden zijn belangrijk. Denk niet: hoe ingewikkelder, hoe beter. Denk vanuit de lezer: de meeste van hen zullen minder ingevoerd zijn dan jij. Aan het eind zorg je ervoor dat een bron terugkeert naar de basisuitspraak. Een goede check is altijd: sluiten kop, basisuitspraak en slotalinea inhoudelijk bij elkaar aan, zonder elkaar letterlijk te herhalen?

Een bijzondere vorm van het achtergrondverhaal die je steeds vaker tegenkomt, is het lijstje: Vijf vragen over…, Zeven nieuwe maatregelen… Dat lijkt een makkelijke vorm van journalistiek, maar is dat zeker niet! Deze vorm is zeer geschikt om lezers, zeker op het web, snel en overzichtelijk van informatie te voorzien. Gebruik op het web bij langere stukken zoals het achtergrondverhaal en de reportage tussenkopjes.

Checklist

  1. wijst de kop op een achtergrondverhaal (korte indicatie van de strekking)
  2. is de kop ook prikkelend, nieuwsgierigmakend?
  3. komen kop, basisuitspraak en slot qua strekking overeen? (rondschrijven)
  4. zet de intro me op het spoor van een achtergrondverhaal? (basisuitspraak)
  5. is de intro met vaart geformuleerd?
  6. inhoud logisch? Nergens tegenstrijdig?
  7. is de informatie volledig? (hoor en wederhoor)
  8. is de tekst niet gekleurd door eigen visie?
  9. is voldoende duidelijk wie de bronnen zijn?
  10. past de grote lijn bij de basisuitspraak?
  11. zijn de alinea’s afgeronde stappen in het verhaal, met een topische zin die uitgewerkt wordt?
  12. is de samenhang binnen en tussen alinea’s goed onder woorden gebracht (verbindingswoorden)?
  13. is duidelijk wat citaat en parafrase is?
  14. zijn de zinnen niet te lang (tang, lange aanloop, te veel bijzinnen)?
  15. is de formulering niet onnodig indirect (lijdende vorm, naamwoordstijl)?
  16. is de formulering niet te wijdlopig (voorzetseluitdrukkingen, lege woorden)?
  17. staan er witregels tussen de alinea’s?
  18. zijn er relevante links?

Reportage

De reportage geeft de lezer een kijkje achter de schermen van nieuwswaardige gebeurtenissen. Kun je bij de andere genres nog enigszins vanachter je bureau werken, bij een reportage is dat niet meer mogelijk: je moet op pad, het is een ooggetuigeverslag. Een journalist die een reportage schrijft, spreekt ter plekke meerdere bronnen, observeert en koppelt die informatie aan achtergrondinformatie. Resultaat is een verhaal waarin de lezer dicht bij de situatie wordt getrokken. Een luchtiger variant van de reportage is het sfeerverhaal.

Belangrijk bij reportage en sfeerverhaal is dat je goed kunt beschrijven. Daarbij kun je alle zintuigen gebruiken. Neem goed waar, bepaal de dominante indruk en kies daar feiten, details, citaten en situaties bij. Kies daarvoor specifieke woorden, geen concluderende. Niet vertellen maar laten zien. In een reportage zoek je naar een goede afwisseling van achtergrondinformatie en beschrijvingen. De kop bevat sfeer. Om de lezer het gevoel te geven dat hij dit zelf meemaakt, schrijf je in de tegenwoordige tijd. Gebruik tussenkopjes om de lezers je verhaal in te trekken.

Checklist

  1. geeft de kop al een indruk van de sfeer?
  2. past de foto bij die gewekte indruk?
  3. zet het intro me ook op het spoor (basisuitspraak)?
  4. zijn de tussenkopjes goed gekozen?
  5. zijn de sfeerelementen duidelijk?
  6. zijn de beschrijvingen functioneel, passen ze bij de ‘dominante indruk’ van het verhaal?
  7. zijn de bronnen goed gekozen?
  8. past de grote lijn bij de basisuitspraak?
  9. zijn de beschrijvingen over de tekst verspreid?
  10. is er voldoende samenhang tussen alinea’s?
  11. is er voldoende samenhang tussen zinnen?
  12. staat aan het eind de dominante indruk nog overeind?
  13. beeldende woordkeus?
  14. zo concreet mogelijke woordkeus?
  15. niet te veel mooischrijverij?
  16. staan er witregels tussen de alinea’s?
  17. zijn er relevante links?

Interview

Als je je verhaal baseert op één bron, maak je een interview. Je hebt interviews in soorten en maten. Zo wordt er onderscheid gemaakt naar inhoud (het nieuwsinterview, het achtergrondinterview, het profiel en het portret) en naar vorm (vraag-antwoord, full quote en gemengd). De vraag-antwoord-vorm is het meest geschikt als je iemand kort wilt interviewen en daarbij scherp uit de hoek wilt komen. Voor een confronterend interview kies je dus deze vorm.

Full quote (van begin tot eind tussen aanhalingstekens) is een geschikte vorm als je iemand een verhaal wil laten vertellen. Het is lastiger dan het eruit ziet, want mensen praten niet in mooie verhalen, je moet er vaak veel aan verbouwen en ook je vragen nog eens wegwerken. Deze vorm is daarom vooral handig als mensen uit zichzelf al een aardig verhaal vertellen.

De klassieke mengvorm bestaat uit parafrase en citaat. Dat is de gemakkelijkste manier omdat je wat de geïnterviewde niet zegt, of wat je vergeet toe te voegen, zelf kunt formuleren. Je kunt iets moeilijks uitleggen en zelf verbanden leggen. Bij moeilijke materie en moeizame sprekers is deze vorm uiterst geschikt. Je legt dan overigens ook meer het accent op de zaak dan op de persoon.

Tenslotte: het is normaal dat je aan citaten en aan vragen schaaft. Belangrijk is natuurlijk dat de strekking en de sfeer waarin het gezegd is, overeind blijven. Ook moet de woordkeus bij de geïnterviewde blijven passen maar verder moet er vaak fors ingegrepen worden in citaten.

Checklist

  1. wijst de kop op een interview (is het een citaat?)
  2. zet de intro me op het spoor van een interview?
  3. zijn de tussenkopjes goed gekozen?
  4. vorm goed gekozen? (vraag-antwoord, fullquote, mix)
  5. is de tekst overal duidelijk?
  6. is er concreet genoeg doorgevraagd?
  7. zijn de beschrijvingen functioneel?
  8. past de grote lijn bij de basisuitspraak?
  9. is er voldoende samenhang tussen alinea’s?
  10. is er voldoende samenhang tussen zinnen?
  11. is er een uitsmijter in de vorm van een typerend of verrassend citaat?
  12. eenvoudige, passende woordkeus?
  13. een zo concreet mogelijke woordkeus?
  14. duidelijke zinsconstructies (geen onnodige lijdende vormen)
  15. bondige formulering, schaaf aan citaten en vragen.
  16. staan er witregels tussen de alinea’s?
  17. zijn er relevante links?

Video

Bewegend beeld heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen op het web. Journalistieke video’s kun je onderverdelen in:

Video is minder geschikt dan tekst voor het overbrengen van informatie. De kijker kan niet z’n eigen tempo bepalen. Maar – mits goed gebracht – kan de boodschap van bewegend beeld wel veer sterker zijn dan van tekst. Daarvan moet je je bewust zijn bij het maken van video. Probeer geen ingewikkeld, genuanceerd verhaal te vertellen. Kies voor een duidelijke invalshoek, en breng die zo duidelijk mogelijk in beeld. Stel jezelf de vraag: wat heeft de kijker een dag later onthouden van mijn video?

Voor de reportage en het portret geldt dat het bewegende beeld iets moet toevoegen aan wat je ook zou kunnen beschrijven.

Bij het gebruik van tekst in beeld en voice-over geldt de Wet van Wember: als de tekst te veel afwijkt van de beelden, winnen altijd de beelden. Met ander woorden: laat je tekst aansluiten bij je beelden.

Tips voor draaien

  1. Bereid je goed voor. Maak een productieplan.
  2. Laat de camera even lopen voordat je je echt gaat draaien
  3. Check je geluid. Gebruik indien mogelijk altijd een koptelefoon. Met minder goed beeld kom je vaak nog wel weg, slecht geluid is dodelijk
  4. Niet zoomen, pannen of tilten. Laat het onderwerp bewegen, niet de camera. Beweging snijdt altijd goed
  5. Houd shots vast. Tel gewoon tot 15 in je hoofd
  6. Draai op de automaat, behalve bij interviews en in situaties met moeilijk licht
  7. Beter nog: vermijd situaties met moeilijk licht
  8. Draai niet te veel, dat scheelt veel tijd in de montage
  9. Draai niet te weinig, je kunt beelden niet langer maken dan ze zijn
  10. Wees stil tijdens het draaien, maak geen aanmoedigende geluiden bij interviews
  11. Monteer alvast in de camera, denk in sequenties, decoupage
  12. Hanteer voldoende hoofd- en neusruimte
  13. Verander regelmatig van hoek en perspectief (maar ga niet over de as)
  14. Film mensen in plaats van gebouwen of vergezichten
  15. Gebuik een statief voor interviews. In andere gevallen: zoek steun aan muurtjes, wanden et cetera.
  16. Vraag mensen naar jou te kijken, niet naar de camera
  17. Vraag mensen je vraag te herhalen
  18. Label je tape én je hoesje

Tips voor voice-over

  1. vermijd schrijftaal
  2. denk aan de Schaar van Wember
  3. wissel korte en lange zinnen af
  4. gebruik geen bijzinnen en tangconstructies
  5. gebruik geen passieve vorm
  6. gebruik geen algemene of plechtstatige taal
  7. schrijf je tekst helemaal uit (inclusief getallen)
  8. geef aan welke woorden nadruk moeten krijgen
  9. warm even op (lees de tekst een paar keer hardop)
  10. benadruk woorden door volume, omhoog of omlaag gaan, pauzes en ritmewisseling
  11. vertel het verhaal, lees het niet voor (doe alsof je het aan een groep vrienden vertelt)
  12. Acteer. Vaak als je zelf denkt: ‘Dit is overdreven’, klinkt het goed.