Oorlogspoëzie
Alleen klaprozen en gedichten wilden groeien op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Geen andere oorlog bracht zoveel poëzie voort als La Grande Guerre.
Schrijven de strijders tegen het terrorisme poëzie? Vast wel. Vanaf Homerus heeft het slagveld mensen ertoe bewogen te dichten over de heldenmoed en de gruwelen van de strijd. Maar geen ander conflict heeft meer oorlogspoëzie opgeleverd dan de Eerste Wereldoorlog. Het bekendste gedicht is ‘In Flanders Fields’ van John McCrae. Het is aan dit vers te danken dat de doden van de Grote Oorlog tot op de dag van vandaag worden herdacht met poppies.
Waarom klaprozen? Het antwoord is te vinden op de website The Heritage of The Great War van journalist Rob Ruggenberg. Klaprozen komen alleen tot bloei in omgeploegde aarde. En daarvan waren er tussen 1914 en 1918 in Vlaanderen genoeg. De dodenakkers van het westelijk front kleurden niet alleen rood van het bloed, maar ook van de poppies. De aanblik van deze bloemenzee zette McCrae aan tot de eerste strofe van zijn gedicht:
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
‘In Flanders Fields’ mag dan wereldberoemd zijn, McCrae is zeker niet de bekendste oorlogsdichter. Die eer delen Wilfred Owen en Siegfried Sassoon. Dat de belangstelling voor deze twee op het web en daarbuiten eerder toe- dan afneemt, is niet in de laatste plaats te danken aan het werk van de Engelse schrijfster Pat Barker. In de trilogie Regeneration beschrijft zij hoe Sassoon en Owen elkaar in 1917 ontmoeten in het militair hospitaal Craiglockhart. Beiden worden er behandeld voor shellshock – althans, zo wil de legerleiding het doen geloven. In werkelijkheid is Sassoon naar Craiglockhart gestuurd omdat hij zich in zijn gedichten en in een pamflet heeft uitgesproken tegen de oorlog. Dat kan de Britse Militaire Staf niet gebruiken: een gedecoreerde oorlogsheld die de zinloosheid van de slachtpartij aan de kaak stelt.
Wie de fictie van Barker niet voldoende is, kan op internet terecht voor de historische feiten. De patiënten van Craiglockhart maakten een eigen tijdschrift, The Hydra. Naast cartoons en verhalen werden ook gedichten afgedrukt, onder anderen van Owen en Sassoon. Dit unieke historische materiaal is integraal door te bladeren op de website van het voormalige militaire hospitaal.
Nog dichter op de huid van Owen kruipen kan in The Wilfred Owen Multimedia Digital Archive. Deze website ontsluit zijn originele manuscripten, inclusief de doorhalingen en krabbels in de kantlijn. Versies lang is te volgen hoe hij worstelde met dat ene woord dat de gruwel van de oorlog het best zou uitdrukken, bijvoorbeeld in het prachtige ‘Anthem for a Doomed Youth’:
What passing-bells for these who die as cattle?
– Only the monstrous anger of the guns.
– Only the stuttering rifles’ rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.
Ook het werk van Sassoon is op het web te lezen, bijvoorbeeld bij online uitgever Bartleby. In zijn gedicht ‘The General’ blijkt duidelijk wie Sassoon verantwoordelijk houdt voor de zinloze moordpartij:
‘GOOD-MORNING; good-morning!’ the General said
When we met him last week on our way to the line.
Now the soldiers he smiled at are most of ’em dead,
And we’re cursing his staff for incompetent swine.
‘He’s a cheery old card,’ grunted Harry to Jack
As they slogged up to Arras with rifle and pack.
……
But he did for them both by his plan of attack.
Ook in de oorlogsjaren zelf werd de oorlogspoëzie gelezen. Bob Blair verzamelde op zijn website een aantal originele uitgaven van dichtbundels. Niet alleen Britse dichters komen aan bod, ook werk van hun Franse en Belgische wapenbroeders is (in vertaling) opgenomen.
Duitse poëzie ontbreekt. Die is sowieso lastig te vinden op het web. Gelukkig biedt de onvolprezen site Trenches on the Web uitkomst. De Duitse gedichten zijn lang niet zo gepolijst als hun Britse tegenhangers. Maar de slotregels van het anonieme ‘Muncelul’ zijn niet minder aangrijpend:
Es nahet der Tag und im Osten wird’s rot
Und leis singt der Wind: unser Seefried ist tot.