Bas Broekhuizen

Mooi die toeters en bellen, maar helpen ze ook?

2009-10-02 | De Nieuwe Reporter

Het klinkt zo mooi en ook zo logisch: het web is een verrijking voor de journalistiek. Achter de huidige economische problemen gloort nog steeds een toekomst vol multimediale en interactieve verslaggeving. Maar komt het aanbrengen van linkjes, het toevoegen van bewegende beelden en het uitnodigen tot interactie de journalistiek boodschap ook echt ten goede?

Twee maanden lang trok Lex Boon als zomerreporter voor De Nieuwe Reporter door Europa. Hij schreef artikelen, maar maakte ook video’s, tijdbalken, en slideshows en blogde en twitterde dat het een aard had. Multimedialer en interactiever kan bijna niet. Wel veel werk, verzuchtte Lex op z’n blog: “Het zijn vaak tijdrovende klusjes, en de vraag is iedere keer of het wel wat toevoegt.” Ook zat de vorm de inhoud soms in de weg, zoals bij zijn knap gemaakte afsluitende video: “Mooie beelden!” reageerde Jaap Stronks. “Maar de grote hoeveelheid inhoudelijke informatie kan wellicht beter (ook) tekstueel worden gepresenteerd.”

Werkgeheugen

Het probleem zit hem niet bij Lex, maar bij het menselijk geheugen. Dat is – zeker vergeleken met dan van een computer – maar zeer beperkt. Als het aantal indrukken dat we gelijktijd proberen te verwerken – de cognitive load – te groot wordt, gaat informatie verloren. Multimediale en interactieve toeters en bellen helpen het verhaal beter te vertellen, maar worden het er te veel, dan stroomt het geheugen over en wordt kennis minder goed opgenomen. Dat zegt althans de theorie. Maar klopt die ook? Michaël Opgenhaffen, docent en onderzoeker aan de Lessius Hogeschool en de K.U.Leuven, zocht het uit. Afgelopen vrijdag promoveerde hij op zijn bevindingen.

Opgenhaffen manipuleerde vier berichten met wetenschappelijk nieuws. Van ieder bericht maakte hij een eenvoudige en een ingewikkelde variant. Die werden elk weer in twee versies op het web gezet: als kale tekst en als een bericht aangekleed met linkjes, foto’s, een video, een peiling en de mogelijkheid tot rating. Uiteindelijk stonden er dus 16 artikelen online, variërend in moeilijkheidsgraad en multimediale en interactieve aankleding.

Vervolgens werden de artikelen verdeeld over een groep studenten. Iedere student las vier berichten: kaal & makkelijk, kaal & moeilijk, aangekleed & makkelijk en aangekleed & moeilijk. Vooraf waren de proefpersonen (16 mannen en 37 vrouwen) getest op hun digitale ervaring, na afloop werd getoetst hoeveel ze van de artikelen hadden onthouden.

Nip slip

Wat bleek? De onervaren studenten onthielden van het eenvoudige bericht meer als het was aangekleed met foto’s, video, links en reactiemogelijkheden. Bij het ingewikkelde bericht had de aankleding geen positief effect op hun begrip. De ervaren studenten hadden bij de moeilijke stukken nog wel baat bij multimedia en interactie.

Tot zover bevestigen de resultaten de theorie: een moeilijk stuk met veel multimediale extra’s verliest voor lezers met weinig digitale ervaring z’n meerwaarde: het werkgeheugen stroomt over. Meer ervaren surfers hebben nog wel ruimte voor de extra informatie. Maar bij het eenvoudige bericht ging het mis. Daarbij bleken de ervaren studenten namelijk meer te hebben onthouden van de kale variant dan van de opgetuigde tegenhanger, terwijl dat volgens de theorie andersom had moeten zijn.

Opgenhaffen geeft eerlijk toe niet precies te weten hoe dat komt: “Mijn onderzoek geeft daarvoor geen verklaring.” Als ‘noodoplossing’ verwijst hij naar eerdere studies waaruit blijkt dat ervaren surfers sneller verveeld raken: “Die zijn bij de zoveelste nip slip van Paris Hilton ook alleen maar geïnteresseerd in het plaatje. Misschien dat het makkelijke artikel in mijn experiment hen niet genoeg uitdaagde.”

Opsmuk

Laat je het onderscheid tussen ervaren en onervaren surfers weg, dan hebben linkjes, foto’s, video’s en interactieve opties eigenlijk geen enkele invloed op de informatieoverdracht, zo blijkt uit het proefschrift. Bovendien is de groep die er het meeste baat bij heeft, die van de ervaren gebruikers, opvallend klein. Maar 14 procent van de Vlaamse hogeschoolstudenten is volgens Opgenhaffen bekend met gangbare multimediale en interactieve toepassingen.

Het roept de vraag op of het aanbrengen van al dat multimediale moois eigenlijk wel nut heeft. Het is geweldig leuk maar ook zeer tijdrovend werk, zoals Lex Boon aan den lijve ondervond. Tijd is geld en zoals bekend is daaraan op de meeste redacties een chronisch gebrek. Niet voor niets bezuinigen veel media de laatste tijd juist op dure multimediale projecten. Geeft dit onderzoek hen daarin niet groot gelijk?

“Als het je te doen is om kennis over te brengen tegen zo laag mogelijke kosten,” bevestigt Opgenhaffen, “liggen dat soort bezuinigingen voor de hand.” Minder multimediale en interactieve toeters en bellen maken je site inhoudelijk niet slechter. Tegelijkertijd weten internetjournalisten volgens hem ook heel goed dat al die ‘opsmuk’ wonderen doet voor de klikcijfers. En dus voor het aantal adverteerders. “Economisch gezien is de vraag vooral of de verrijking van de site kan worden terugverdiend door een toename van advertenties.”

Proefwerk

Voor wie echt de kennisoverdracht van z’n site wil vergroten, heeft Opgenhaffen wel een tip: “Idealiter zou je bezoekers net als in mijn onderzoek vooraf een paar vragen willen stellen over hun digitale ervaring. Vervolgens kun je de inhoud van de site daarop aanpassen” Nog mooier zou het zijn die ervaring op te slaan in een soort ‘digitaal paspoort’, dat de surfer mee kan nemen van de ene site naar de andere. “Zo kun je er bijvoorbeeld voor zorgen dat onervaren surfers bij moeilijke berichten niet worden afgeleid door een videofragment.”

Goed idee? Misschien. Maar ook wat omslachtig. En heeft de bezoeker wel zin om een soort proefwerk af te leggen voordat hij verder de site op mag? Je doet ook geen examen om de krant te mogen lezen. Bovendien laat het onderzoek van Opgenhaffen zien dat er een veel betere en goedkopere manier is om de kennisoverdracht te vergroten. Met of zonder extra linkjes, foto’s en peilingen, de makkelijke artikelen in zijn experiment werden beter onthouden dan de moeilijke. Het verschil tussen de twee zat niet in de feitelijke informatie, maar in de manier waarop die was opgeschreven. Het beste alternatief voor de multimediale trukendoos of het digitale paspoort is dus gewoon leesbaar schrijven.

(Dit stuk verscheen ook op De Nieuwe Reporter)