Netwijs
De opmars van de computer in de klas valt tegen. Docenten weten nog niet zo goed de weg op de digitale snelweg. Hoe de leerlingen netwijs te maken?
‘De haardvuursessies hebben inmiddels plaatsgevonden. Deelnemers hebben bijdragen
achtergelaten in de gedachtenlijn.’ Niet een mededeling waardoor je je als bezoeker meteen
thuisvoelt op een website. Maar de openingszin van de website ICT na
2002 van het ministerie van OC&W maakt wel nieuwsgierig. Wat zijn ‘haardvuursessies’?
En ‘gedachtenlijn’ – staat dat in de Van Dale?
Gelukkig is
het antwoord snel gevonden. ‘Een haardvuursessie is een kleinschalige, informele
bijeenkomst in een bijzondere omgeving met een (virtuele) open haard, waarbij op een informele
en interactieve wijze wordt gedebatteerd.’ Discussieonderwerp is de toekomst van computers
en internet in het onderwijs. De voorlopige resultaten van de brainstorm zijn te lezen in de
‘gedachtenlijn’.
Het tempo waarin de computers de klaslokalen veroveren valt tegen. Een van de oorzaken is de vrijblijvendheid in het beleid, blijkt uit de verslagen van de haardvuursessies: ‘De minister heeft zich afhankelijk gemaakt van welwillendheid.’ Dat moet veranderen. De docenten moet worden duidelijk gemaakt ‘waar ICT hun werk echt beter of gemakkelijker maakt’. Maar het ministerie kan niet alles sturen: ‘De mooie ideeën moeten vanuit initiatief groeien; daar kan OC&W minder richting aan geven.’
Hoe staat het met die mooie ideeën? Tonen docenten geschiedenis initiatieven? Zeker wel. Ze zijn alleen wat lastig te vinden. Gelukkig is er Netwijs, een zoekmachine speciaal voor kinderen in het basisonderwijs. In een aantrekkelijke en toch overzichtelijke vormgeving zijn daar honderden links naar websites voor scholieren te vinden.
Initiatiefnemer achter Netwijs is Ricardo Driedijk. Enkele jaren geleden stond hij nog voor de klas op een basisschool. In 1999 besloot hij zijn geschiedenislessen op een website te zetten. Dat bleek het begin van een nieuwe carrière.
‘Ik moest de doelgroep ‘kinderen op internet’ nog helemaal uitvinden. Er was niets. Websites over geschiedenis waren te moeilijk of te onaantrekkelijk voor leerlingen in het basisonderwijs. Bovendien waren de sites voor kinderen onvindbaar. Die tikken bij een zoekmachine ”geschiedenis” in en krijgen dan een ellenlange lijst voor hun neus waar ze niets aan hebben. De volgende stap was dus een zoekmachine speciaal voor kinderen. Dat werd Netwijs.’
Netwijs voorzag in een grote behoefte bij basisscholen. Gesterkt door dit succes richtte Driedijk samen met anderen een bedrijf op dat complete interactieve onderwijspakketten levert. Inmiddels maken al meer dan tweehonderd scholen gebruik van zijn diensten. Driedijk gaf zijn baan op school eraan om zich helemaal aan de ICT te kunnen wijden.
Een initiatief waar het ministerie blij mee kan zijn. Toch is Driedijk niet aangeschoven bij de haardvuursessies: ‘Ik kan mijn tijd beter besteden in de praktijk dan met meedenken over het beleid.’ Dat het niet zo vlot met de digitale revolutie in de scholen, beaamt hij. Toch is Driedijk niet pessimistisch: ‘Dat het allemaal niet van vandaag op morgen is geregeld, is logisch. Het basisonderwijs is de afgelopen tweehonderd jaar hetzelfde gebleven. Door de computer zal het honderdtachtig graden draaien. Sommige scholen zijn al halverwege, andere hebben nog tien jaar nodig.’
Driedijk wil niet met een vermanend vingertje naar de overheid wijzen: ‘Het kan allemaal beter, maar wat Hermans de afgelopen twee jaar heeft gedaan is een compliment waard. Voorheen deed het ministerie weinig meer dan computers de scholen binnengooien. Tegenwoordig wordt verder gekeken. Zo is het Digitaal Rijbewijs Onderwijs voor leraren ingevoerd. Tijdens een cursus leren docenten hoe ze de computer en het web kunnen gebruiken. Alleen probeert de overheid te snel de slag te maken van praktische vaardigheden naar het ook inhoudelijk inzetten van computers en internet in het onderwijs.’
De effecten merkt Driedijk op zijn eigen website, Geschiedenis voor kinderen: ‘Vaak krijg ik vragen van kinderen die door leerkrachten als opdrachten zijn meegegeven. Meestal zijn die veel te moeilijk en zit ik het huiswerk voor die kinderen te maken. Of een leerkracht geeft én opdracht aan een hele klas en verwijst naar mijn website. Dan krijg ik dus twintig e-mails met dezelfde wanhopige vraag. Veel docenten weten nog steeds niet goed hoe je met de digitale snelweg om dient te gaan.’
Maar er zijn ook veel leuke reacties. ‘Laatst kreeg ik een mailtje van een leerling die op mijn website had gelezen over de Egyptenaren en zich afvroeg waarom mensen vroeger in meer dan én god geloofden. Dat vind ik prachtig, die verwondering. Daar gaat geschiedenis toch eigenlijk over.’