Virtuele musea
Persoonlijker en interactiever – dat is de trend in de virtuele museumwereld. Maar uit een experiment van het Joods Historisch Museum blijkt dat surfers liever bij het handje worden genomen.
Het gaat niet goed met internet. Nog iedere dag komen er websites bij, het aantal gebruikers neemt nog steeds toe en de verbindingen worden sneller. Maar toch gaat het niet goed. De ene na de andere dotcom gaat failliet, kranten en televisiestations snijden in hun internetredacties, adverteerders laten het afweten. Waarom? Omdat met het web geen droog brood te verdienen is. Op een enkele pornobaas na is het nog niemand gelukt winst te maken op het web. En misschien gaat dat ook wel nooit gebeuren. Internet blijkt niet de kip met de gouden eieren die iedereen erin wilde zien.
Van deze malaise is niets te merken wanneer je de bijdragen aan de jaarlijkse conferentie Museums and the Web doorbladert. Van de sprekers, afkomstig van alle continenten behalve Antarctica, is er niet én die zich afvraagt wat een museum eraan heeft duizenden guldens in een website te steken. Integendeel, de boodschap in veel voordrachten luidt dat het allemaal nog subtieler, nog mooier, nog groter en dus nog duurder moet.
Een van de meest ambitieuze plannen komt uit Griekenland. Daar is een consortium van musea bezig een tourbot te ontwikkelen: een persoonlijke gids die de websurfer langs het online cultuurgoed moet leiden. De tourbot is exemplarisch voor de trend in de virtuele museumwereld: het moet vooral persoonlijker.
Dat was ook de gedachte van het Joods Historisch Museum. Dit museum is een van de weinige Nederlandse musea die zijn volledige collectie online presenteert. Begin mei lanceerde het Amsterdamse museum een virtuele tentoonstelling met een originele formule. Bezoekers van de website worden uitgenodigd op te treden als gastconservator. Iedereen mag tien voorwerpen uitkiezen en die in een persoonlijke vitrine plaatsen. Drie voorwerpen kunnen, met een toelichting, genomineerd worden voor een algemene vitrine. Op die manier stellen de bezoekers van de site met z’n allen een tentoonstelling samen. Eind van dit jaar zal die tentoonstelling ook in het echte museum een plaats krijgen.
Helaas valt het resultaat tegen. Zeven weken na de start hebben slechts drie bezoekers een bijdrage aan de algemene tentoonstelling geleverd. Bij de persoonlijke vitrines staat de teller op 40. Het aantal bezoekers is de afgelopen weken wel flink gestegen. Maar actief een bijdrage leveren is voor velen een stap te ver. Webmaster Aartjan Nooter wijt dit deels aan de verplichte aanmelding. Internetters zijn nu eenmaal schuw als het gaat om registratie. De aanmeldprocedure zal daarom worden versimpeld. Maar Nooter concludeert ook iets anders: ‘Bezoeker worden liever bij het handje genomen.’ De persoonlijke aanpak blijkt niet het succes dat ervan verwacht werd. De virtuele vitrine zou een mooie casus zijn voor Museums and the Web, aflevering 2002.
Blijft over de vraag waarom men zich in museumland kennelijk geen zorgen maakt over de opbrengst van een website. Een paar jaar geleden was men nog bang dat bestaande musea door internet zouden verdwijnen. Die angst bleek ongegrond. Maar waarom steken de cultuurhoeders dan zoveel energie in het web? Hopen de museumdirecteuren dat de website meer mensen naar the real thing zullen leiden? Misschien. De cijfers spreken dit in ieder geval niet tegen. Het museumbezoek stijgt nog steeds, iets wat van de oplages van kranten niet gezegd kan worden.
Sympathieker is het om aan te nemen dat de motieven toch vooral idealistisch zijn. Kijk eens wat een mooie spullen wij hebben. Zie hoe leerzaam en hoe interessant onze collectie is. Zo bezien hebben de virtuele musea wel degelijk nut. Neem bijvoorbeeld het grootste museumcomplex ter wereld. The Smithsonian Institution herbergt 150 miljoen objecten, verdeeld over zestien musea. Natuurlijk is een bezoek in levenden lijve iets totaal anders dan een virtuele verkenning, maar als je de hele collectie wilt bekijken ben je wel een leven lang bezig, en Washington is niet bepaald naast de deur. Voor de thuisblijvers is de prachtig vormgegeven website dan ook een zegen. Persoonlijk of niet, wel of niet winstgevend, The Virtual Smithsonian bewijst dat internet een prachtig medium blijft.